‘Welkom. Ik ben blij dat je hier bent’. Deze woorden sprak de Birmese meditatieleraar Sayadaw U Kundala toen ik vroeg of ik in zijn centrum mocht komen mediteren.
Zijn kamer was een oase van rust en sereniteit. Het voelde voor mij als thuiskomen. Zijn verschijning was zacht, bescheiden, geduldig en vriendelijk. Kwaliteiten die vaak worden geassocieerd met compassie. Of met yin, de vrouwelijke kant die in de wereldreligies wordt gesymboliseerd in de vorm van bijvoorbeeld Moeder Theresa en Kwan Yin.

Toch kan compassie ook mannelijk zijn, yang. Mijn eerste leraar in Birma, Sayadaw U Pandita, was daar een voorbeeld van. Hij was fier, moedig en hoewel hij klein van stuk was vulde zijn aanwezigheid de hele ruimte. Hij was veeleisend, soms zelfs streng, en altijd zeer beslist. Geen spoortje twijfel of aarzeling. Maar ik had wel altijd het gevoel dat hij het beste met mij voor had. Een wijze vaderfiguur, een kompas op het meditatiepad. Als klein jongetje, zo vertelde hij eens, had hij in zijn dorp een hond gered uit een waterput. Zonder aarzeling was hij in actie gekomen. Tijdens de reddingsoperatie had de hond hem gebeten, maar daar had hij niets van gevoeld. Zijn compassie had hem doen volhouden.

Compassie is een werkwoord, aldus Thich Nhat Hanh. Hand in hand met wijsheid zorgt het ervoor dat we niet alleen in beweging komen bij het zien van lijden, maar kan het ook beslist optreden op het moment dat we iets onhandigs dreigen te doen. Compassie kan vanuit wijsheid ook sturen, begrenzen, zelfs ferm optreden. Denk bijvoorbeeld aan het geweldloze protest van Gandhi tegen de koloniale bezetter.
Yin en yang, beide verenigd in compassie. Ik moet denken aan de meditatie-instructie uit de Zen-traditie waarin beide kwaliteiten zo mooi tot uitdrukking komen: ga zitten met een rechte rug, stevig aan de achterkant, zoals een boom in de aarde staat. En laat het gebied aan de voorkant, bij je hart, verzachten en verder openen.