Murut Izik schreef vorig jaar het indrukwekkende boek Wees onzichtbaar. Hoofdpersoon is Metin, een Turkse jongen die in de jaren ’80 opgroeit in de Bijlmer. Zijn vader is opvliegend en agressief. Metin leert al op jonge leeftijd de kleur van het behang aan te nemen om thuis zo overleven. Op school wordt hij gepest en ook in de klas maakt hij zich zo onzichtbaar mogelijk. Vooral niet opvallen, niet naar buiten treden en onzichtbaar zijn. En dat lukt: leraren, de meisjes en jongens in zijn klas, zijn vader, iedereen negeert hem, of scheldt hem hooguit uit voor ‘schoonmaker’. Langzaam ontwaakt Metin. Hij trekt zich op aan een populaire, zelfverzekerde jongen die hem wel ziet staat. Zijn moeder steunt hem, emancipeert zelf ook en samen worden ze steeds meer zichtbaar. Hij behaalt zijn vwo diploma, studeert af aan de universiteit en vindt zijn plek.

Er mogen zijn en je plek innemen. Niet altijd eenvoudig en vanzelfsprekend. Het is een verhaal waarin velen zich, meer of minder, zullen herkennen. Op de vraag waarom hij het wel heeft gered, en veel van zijn oud-Bijlmergenoten niet, antwoordt hij in een televisie-uitzending: ‘Het is eigenlijk heel klassiek, maar het is de aandacht van mijn moeder geweest. Als ik uit school kwam stond er een kopje thee en daarna moest ik eerst mijn huiswerk maken voordat ik iets leuks mocht doen’.

Aandacht schenken betekent bestaansrecht geven. Zijn moeder zag hem wel staan en gaf hem zo erkenning.

Aandacht. Het is letterlijk van levensbelang. Het is waar we allemaal naar snakken, wat ons tot bloei doet komen, en – goed nieuws – wat we ook zelf kunnen ontwikkelen. Door bijvoorbeeld te mediteren, en door aandacht te géven, een luisterend oor te bieden aan een ander. Kost niks en kan een wereld van verschil maken.